Geschiedenis
De naam Baarle wordt voor het eerst vermeld in een akte van 992. Gravin Hilsondis van Strijen en echtgenote van Ansfried, die na haar dood bisschop van Utrecht werd, sticht en begiftigt de abdij van Thorn in Limburg met gronden, o.a. het domein Baerle met de kerk die door haar is opgericht.
Een conflict als aanleiding
In 1198 werd de basis gelegd voor de Baarlese enclaves. De aanleiding is een conflict tussen graaf Dirk VII van Holland en hertog Hendrik I van Brabant over het vrije leen Breda. Beiden doen actief aan gebiedsuitbreiding en maken aanspraak op dat domein. Godfried II van Schoten, heer van Breda, kiest in 1198 de zijde van de hertog van Brabant, een ver familielid van hem. Hij schenkt Breda in volle eigendom aan Hendrik en krijgt zijn donatie als een leen terug. Ter compensatie voor het geleden verlies ontvangt hij een groot gebied dat later de Baronie van Breda zou worden. De hertog had echter al veel percelen uit dit gebied aan oud-soldaten in leen gegeven. Die ontgonnen en bebouwde gronden houdt hij in eigen beheer. Hierdoor ontstaat de latere bestuurlijke scheiding op gemeentelijk niveau, kiem van de enclavesituatie. Voortaan is er sprake van Baarle-onder-Breda en Baarle-onder-den-Hertog.
Graafschap Holland
Hoewel de transactie tussen hertog Hendrik I en Godfried II van Schoten bedoeld was om de invloed van het Graafschap Holland te weren, kreeg Holland in de loop van de tijd langzaam meer invloed en de hertog van Brabant verloor steeds meer zeggenschap over de Baronie van Breda. Via erfopvolging kwam de Baronie in bezit van het geslacht Nassau, dat ook aan de macht kwam in het Graafschap Holland. Vanaf dan werd een gedeelte van Baarle, "Baarle-Nassau" genoemd. Dat gold ook voor Zundert-Nassau, Sprundel-Nassau en (Princen)Hage-Nassau. Alleen in Baarle bestaat de enclavesituatie nog steeds, in alle andere vermelde plaatsen is die door annexering opgeheven. Als enige plaats in de wereld is hier de middeleeuwse gebiedsindeling in stand gebleven.
Ontstaan van de enclaves
Bij de Vrede van Munster in 1648, aan het einde van de 80-jarige oorlog, kregen de enclaves voor het eerst een internationale status. De grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden werd dwars door het hertogdom Brabant getrokken. Het land van Turnhout, met Baarle-Hertog, kwam bij de Zuidelijke Nederlanden die onder Spaans bestuur stonden. De Baronie van Breda, met Baarle-Nassau, kwam bij de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Na de onafhankelijkheidsstrijd van België in 1830 werd uiteindelijk in 1843 de grens tussen Nederland en België vastgesteld. In onze regio bleven de grenzen gelijk aan die van voor de Franse tijd. Nu wilde men echter gemarkeerde grenzen. De commissie die dat moest uitwerken stelde dat het ter hoogte van de gemeente Baarle-Nassau onmogelijk was de grens in een doorlopende lijn vast te stellen. Daar bevond zich immers een cluster van enclaves.
Een gat in de grens
Grenspaal 214 werd geplaatst op het punt waar de gemeente Alphen stopte. De volgende grenspaal, nr. 215, werd geplaatst op het punt waar de gemeente Chaam begon. Ter hoogte van Baarle-Nassau was er als het ware “een gat in de grens”. Om duidelijkheid te scheppen werd in de grensovereenkomst, die opgesteld was in de Franse taal, een gemeentelijk document toegevoegd waarin voor elk perceel beschreven was, tot welke van de twee gemeenten het behoorde. Het heeft tot 1974 geduurd voor het gat in de grens werd gedicht en tot 1995 tot de laatste enclavegrenzen officieel werden vastgesteld en als rijksgrenzen erkend.
Weetjes over de enclavesituatie.